Schoonheid om de hoek
Schoonheid om de hoek

Schoonheid om de hoek

Ik was een jaar of twaalf en mocht van mijn ouders ‘niet werken of andere mensen aan het werk zetten’. Dat betekende dat mijn zondagen zich afspeelden bij mijn oom en tante. Hij luisterde naar verslagen van voetbalwedstrijden op de radio via ‘Radio langs de lijn’ en tante Suus verwende mij en mijn broertje met aandacht en vooral mooie dingen.

Mijn tante had een zwakke gezondheid, waardoor ze niet op reis kon gaan. Zij had echter een manier gevonden om te genieten van de schoonheid die op aarde te vinden is. Zij had een verzameling boeken aangelegd van allerlei natuurgebieden in de wereld. Tante Suus moedigde mijn broertje en mij aan die te bekijken en liet ons haar ontdekkingen zien. Wanneer ik haar vroeg of ze het niet jammer vond daar niet naar toe te kunnen gaan, antwoordde ze dat zij op deze manier kon genieten wanneer zij dat wilde. Ook had ze een postzegelverzameling met zegels uit Japan, omdat dit prachtige plaatjes van het landschap waren. Mijn zondagen bij haar waren daardoor een reis naar een wereld van schoonheid. Tot mijn twaalfde was mijn omgeving niet groter dan Monster en de omliggende tuinbouwdorpen van het Westland, maar in mijn fantasie had ik al rond gestapt in de Grand Canyon en de Niagara Falls bezocht.

Ome Jaap hield zich meestal op in de keuken. In zijn zondagdomein ‘weekte’ hij postzegels en luisterde naar de verslagen van voetbalwedstrijden. Zijn hobby was postzegels verzamelen voor de verkoop, die hij afweekte van oude brieven en kaarten en deze op de keukentafel droogde. Soms ontdekte hij postzegels die zeldzaam waren, dan rende hij zijn keuken uit om ons dat enthousiast te laten zien.

Tussen de radioverslagen door ging ik met hem een praatje maken. Hij was de vertegenwoordiger van de buitenwereld, hij had gediend in het Franse Vreemdelingenlegioen en vertelde ons soms pittige verhalen daarover. Een man die te veel van de wereld zag en zich nu had teruggetrokken in postzegels en sportverslagen. Ook hij was een liefhebber van de schoonheid van de natuur. Daar kwam ik later achter. Het moet de tweede keer in mijn leven zijn geweest dat ik op reis ging.

Ons gezin ging op vakantie naar het Utrechtse Doorn. Alleen de reis was al een belevenis die mij altijd zal bijblijven. Omdat mijn vader geen auto bezat, bracht ome Teunis ons in zijn Simca 1000, met een kist vol aardappels op dak. Mijn moeder zat naast ome Teunis met een pan jus en gehaktballen tussen haar benen. In de krappe ruimte achterin zaten mijn beide broertjes en ik naast mijn pa. Ik heb geen flauw idee waar mijn ouders de bagage lieten, maar die moet dus ergens in dat autootje hebben gelegen. Een koekblik vol met wilde kinderen en een drukke moeder, zo reden wij op weg. Het moet een hilarisch gezicht zijn geweest. De Simca uit die tijd was niet veel groter dan een Ka van nu.

Wij huurden een huisje en niet ver bij ons vandaan deden oom en tante het zelfde. Toen ontmoette ik een andere ome Jaap. Een man die, even fanatiek als hij zijn sport volgde, liefst ‘s morgens vroeg op pad ging om wild te zien. De ontdekking van een ree of een wild zwijn maakte hem dolgelukkig. Hij kon met een enorme glimlach op zijn gezicht vertellen hoe hij in groene kleding in alle vroegte het wild beslopen had. Een dergelijke ontmoeting met wilde dieren was voor hem even prettig als voor mijn tante het zien van een woestijnslang in haar boek over de Sahara.

De reikwijdte hiervan heb ik pas ontdekt. Ik schuim mijn hele leven zo’n beetje de wereld af, waarvoor ik enorme afstanden moet afleggen. Mijn oom en tante ontdekten dat schoonheid om de hoek ligt, misschien in een boek of op de keukentafel.

 

Rob Vellekoop, 8 mei