Er zijn van die dagen waarop een heftige onrust mijn keel dichtknijpt. Meestal ga ik dan, als ik niet hoef te werken, de deur uit. Weg. Zo maar ergens naar toe. Ik weet dat ik mezelf meeneem, dus de kans is groot dat ik geen rust vind. Meestal geef ik niet toe aan deze spanning. Vandaag wel. Ik vlucht. Ik beslis op weg te gaan met de trein en nergens te blijven. Niet om ergens te komen, maar om onderweg te zijn.
Ik ga zitten in de stiltecoupé, een wagon waar de NS van de reiziger verwacht dat deze zwijgt. Dat is niet iedereen gegeven, zeker niet als je pas om 11:37 uur in Den Haag gaat aankomen. De enkeldekker trein is welgevuld met dagjesmensen. Ik schat de gemiddelde leeftijd op 50. Onderweg schiet jong groen voorbij, terwijl ik achterin zit, in een enkelzitshoekje.
Allerlei geluidswallen onttrekken de omgeving aan mijn gezichtsveld. Bebouwing en wallen gaan een soort verbond aan. Gelukkig barst het zicht af en toe open met keurig geknipte en geschoren graslanden die van het meeste kruid zijn ontdaan. Hier en daar liggen koeien in het zonnetje te nietsdoen.
Om 11:00 uur vertrekt mijn trein uit Utrecht CS. Hij rijdt nu de andere kant op zodat ik kan zien wat me tegemoet komt. Op de geluidshinderwallen vechten graffiti en klimgroen om een plekje. De InterCity passeert het Amsterdam-Rijnkanaal. Vrachtboten trekken traag over het water. Het gezicht wordt weidser. We denderen het ooit zo Groene Hart binnen. Ook hier speelt zich zichtbaar een gevecht af. Woonwijken knagen aan het steeds kariger groen.
De treincoupé beperkt mij. Ik kan niet meer vandaag nog een artikeltje gaan schrijven voor DLM of in het centrum van de stad een kopje koffie gaan drinken. Ik kan moeilijk van de trein afspringen. Die beperking geeft mij rust. De grens is de wagon. Aan de andere kant geeft de coupé me ook ruimte. Het lijkt net alsof de vrijheid die ik op een dag als deze heb, zo overweldigend is dat ik niet goed weet hoe ik daarmee moet omgaan. Ik kon geen keuze maken, dat doet de trein nu voor mij.
Sloten onderbreken eindeloze weilanden. Naast ons volgen elektriciteitsmasten dezelfde route als onze trein die naar het westen reist. Ze torenen hoog boven het weidegroen uit. Een enkele torenspits verraadt een dorpsgemeenschap. Voorlopig winnen de weiden het van de bebouwing: aangenaam groen met daarboven een blauwe hemel met af en toe een wolkje. Door de microfoon vertelt de conductrice dat Gouda er aan komt.
De stilte van onze coupé wordt verbroken door een dame die een chocoladereepje wil eten. Met veel geritsel verwijdert ze de verpakking. De trein zet zich in beweging. In de verte hoor ik een vrouw tegen haar man zeggen dat dit een stiltecoupé is. De chocoladevrouw schijnt nog meer verpakkingsmateriaal meegenomen te hebben en knispert erop los. Gelukkig pakt ze haar gsm zodat haar vingers niet meer bij de choco kunnen.
Verderop draaien giga windturbines langzaam rond. Industrieparken voorspellen de komst van Zoetermeer. Eindeloze bebouwing langs het spoor kondigt het eindpunt van deze trein aan. Station Voorburg schiet voorbij. De skyline van Den Haag tekent zich af aan de horizon, dit is het eindpunt van de trein. Hier haal ik een broodje falafel en neem de volgende trein van 12:03. Het scherm in het rijtuig vertelt dat ik in de IC zit die onder andere zal stoppen in Leiden en op Schiphol. Ik zit in treinstel 8738, klasse 2 met 20 zitplaatsen.
Wanneer we onderweg een andere dubbeldekker inhalen, doemt in de verte Leiden op. Volgens het scorebord zijn we daar over exact vier minuten. In Leiden nemen andere mensen bezit van treinstel 8738. Schuin tegenover me neemt een man van middelbare leeftijd plaats, hij houdt een koffer en KLM-pet in zijn hand. De conducteur fluit klokslag 12:16. Tegenover de KLM-man zit een jonge vrouw met weggeknipte kniestukken. Zij installeert zich met haar oortjes en kruipt weg in de muziek.
Het is alsof ik naar een tv-scherm kijk. Landschappen en mensen trekken aan mij voorbij. Ik maak geen deel uit van de wereld. Ik ben eruit gestapt, terwijl aan mij stoeten reizigers voorbij trekken. Ieder in zijn eigen cocon, met zijn eigen beslommeringen.
Op Schiphol nemen twee vrouwen de plaatsen in van de piloot en de kniestukken vrouw, Zij bespreken ‘the situation’. Direct wekt dit mijn nieuwsgierigheid. Door de herrie van de trein kan ik niet meer ontcijferen dan dat ik op een gegeven moment hen hoor praten over:”It is such a nice guy, but such a strange situation.” Met een snickers erbij kauwen ze de onbegrijpelijke situatie verder uit. Ik kom niet verder dan dat het over vluchtelingen in Zweden gaat en de snickers schijnen ze lekker te vinden.
Rond 13:10 ga ik op treinsafari door het Oostvaardersplassen gebied tussen Almere en Lelystad. Ik zie een kaal en plat gebied met herten en ossen, met gelukkig verderop bomen. Als we door windturbineland rijden, begin ik me te vervelen. Ik kan alleen de tv niet uitzetten en een kopje koffie gaan zetten. Ik zit vast in treinstel 8738. Ook is er geen reclame die voor een meestal ongewenste onderbreking van de film zorgt. De trein dendert door…naar Zwolle, aankomsttijd 13:43. Voordat we daar aankomen neemt de trein een aanloopje om de roodgeverfde brug over de IJssel te nemen.
Ondertussen verpulvert de IC kilometers alsof het centimeters zijn en uren alsof tijd niet langer bestaat. Ik leg me neer bij de ‘situation’. Na Heerenveen wordt het uitzicht weer wat aantrekkelijker. Richting Akkrum liggen allerlei scheepswerven en rijdt de trein tussen twee waterwegen. De wolken hebben zich dreigend verzameld boven het Friese grasland. Akkrum is de voorlaatste ‘stad’ voordat we de hoofdstad zullen bereiken. Akkrum telt 3311 zielen, waaronder aan de bootjes te zien veel watersportliefhebbers. Mijn spoor eindigt in Leeuwarden. Na een korte pauze neem ik weer plaats achter mijn tv-scherm in de 15.08 naar het zuiden.
Dan is het gebeurd. Ergens voorbij Harderwijk schrik ik wakker. Ik was vergeten dat ik in de trein zat. Als een roos heb ik geslapen. Heerlijk en ontspannen. Als ik naar buiten kijk straalt het land. Prachtige weiden met gele paardenbloemkopjes lachen me toe. De zon heeft ze vandaag verleid de gok te nemen. Morgen zal er nog meer warmte en zonneschijn zijn, zodat ze de insecten kunnen lokken hen te helpen voortplanten. Daarvoor heb ik zonder dat ik het wist meer dan 10 uur in de trein gezeten. Op zoek naar de rust die alleen de slaap me kon geven. Ik was er niet op bedacht. Dat gaf me de ontspanning die nodig was om me te kunnen overgeven aan de rust die ieder mens nodig heeft. Ik ging vanmorgen op de vlucht voor mijn eigen onrust, terwijl ik heel veel rust in me had maar deze niet kon vinden.
Rob Vellekoop, pre corona