Voordat ik verslag doe van mijn speurtocht naar Vrede wil ik eerst vertellen waarom ik daarnaar op zoek ben.
Vijftien jaar geleden klapte de bodem uit mijn leven toen ik van nabij dagelijks het sterven meemaakte van Ada. Hierdoor kantelde mijn leven en begon ik me langzaam te realiseren dat mijn werk eigenlijk van ondergeschikt belang is. Je neemt niets mee naar een volgend leven. Iedere prestatie die je hier levert, is van nul waarde voor waar je naar toe gaat. In het licht van de dood telt alleen liefde. Ik heb dat met heel veel pijn moeten leren. Daarna ben ik op zoek gegaan naar liefde, want dat is volgens mij het enige wat er echt toe doet. Ik vond deze liefde bij Marte.
Deze liefde was alles omvattend, daarbuiten bestond voor mij niets anders. Ik sloeg volledig door van harteloos, voordat ik Ada leerde kennen, naar een liefde-adept. Ik vergat dat er ook nog een medemens is, die ook liefde verdient. Ik werkte weliswaar in onze praktijk voor psychologie door mensen te helpen, maar dat was puur beroepsmatig. De relatie ontspoorde door overbelasting.
Nu is er meer evenwicht gekomen in mijn liefdesleven. Dat heb ik ook dankzij Mirjam geleerd. Toch is er nog steeds iets onvervulds, een leegte die ik probeer op te vullen door bijna iedere dag sociale en politieke wantoestanden in de wereld te beschrijven in DLM. Op de een of andere manier is het net of ik iedere dag een emmer tot aan de rand met water vul en de volgende dag is deze al weer voor de helft leeg. Geen enkele dag is mijn inzet toereikend. Het lijkt alsof ik een emmer met water vul, die geen bodem heeft.
Blijkbaar probeer ik een emmer te vullen die nooit gevuld kan worden. Opnieuw ben ik iets aan het doen dat zinloos lijkt, maar ik weet, nee ik voel dat ik o zo dichtbij ben. Soms bespeur ik de aanwezigheid van iets dat mij rust zal geven in dat eindeloze streven naar rechtvaardigheid dat het schrijven voor DLM in feite is. Ik beschrijf het werken voor De Lange Mars weleens als een koorts die maar niet over gaat. Iedere dag, nu al weer enkele jaren achter elkaar, MOET ik gewoon schrijven. Het brandt als ik dat niet doe.
Blijkbaar probeer ik iets te blussen, of zo je wilt een dorst te lessen die onverzadigbaar is, of richt ik mijn inzet op het symptoom in plaats van op de oorzaak.
Juist, dan ben ik er.
Het symptoom dat ik dagelijks probeer te bestrijden is onrecht en onrechtvaardigheid van een kleine groep mensen die de rest van de bevolking onderdrukt en in slavernij houdt (financieel / economisch).
De oorzaak is dat ook deze kleine groep mensen verleerd is met liefde naar zijn medemens te kijken. Pas als zij vrede met zichzelf krijgen, zullen zij in de piramide vredig met de rest van de mensheid willen en kunnen samenwerken.
Deze oorzaak moet ik dus laten zien. Er kan eindeloos veel liefde tussen mensen zijn, maar deze is ondergesneeuwd geraakt door conflicten tussen arm en rijk, sociale klassen, groepen, landen en machtsblokken. Ieder conflict hoe groot ook, heeft als basis het conflict van een mens met zichzelf. Daar ligt de fundering.
Om vrede te kunnen vinden moeten we dus eerst naar de conflicten die mensen zelf teisteren. Deze zijn helaas vaak onzichtbaar. Heel veel mensen ontkennen hun negatieve emoties, willen het niet weten of houden dit verborgen voor anderen.
In mijn streven de oorzaak zichtbaar te maken en te laten zien dat vrede dan binnen handbereik is, ben ik begonnen in de kerk. Daar speelt een groot deel van het gevoelsleven van mensen zich onzichtbaar af: we noemen het geloof en het is al eeuwenlang een haard van oorlogen en twisten.
In de Dom van Utrecht zit ik onder het machtig orgel. In Utrecht zijn ettelijke vredesovereenkomsten ondertekend. De Dom organiseert maandelijks de ‘Nacht van het Licht’.
Ook ben ik even verderop onder gehoorsafstand van de Dom in de St Willebrord kerk. Een prachtige kerk die in de 19e eeuw gebouwd is. Een parel met prachtige versieringen. Hier kijk ik in de kaarsjes die zijn aangestoken bij Maria.
Aan de ene kant gaat er iets rustgevends uit van een kerkgebouw. Een enorm hoog gebouw dat zo hoog mogelijk reikt naar God. Aan de andere kant straalt een kerk macht en kracht uit, die het als instituut al eeuwen gebruikt. En zeker niet altijd in het voordeel van de gelovigen, als je terug denkt aan de vervolgingen van niet gelovigen die als ketter in de ban werden gedaan.
Ik ben onder de indruk van de afbeelding van Maria in de St Willebrord. Al vermoed ik dat dit meer te maken heeft met mijn eigen ervaringen met kerken. In een vorig leven woonde ik in Vlaanderen, ik leefde met Marte die kerken adoreert. In iedere plaats waar we op vakantie kwamen, wilde zij in ieder geval ergens in een kerkje een kaarsje gaan branden. Dat vond ik in eerste instantie een merkwaardige gewoonte, als gedoopt en gevormd in de Nederlands Hervormde Kerk (Gereformeerde Bond). Later begon ik dat meer en meer te waarderen. Het heeft iets nederigs en eerbiedigs dat mij bevalt.
Als ik aan de kerk denk komt een soort rust over me. En via deze rust probeer ik vrede zichtbaar te maken?
Zittend op een bankje in de Rooms Katholieke kerk, kijkend naar Maria en de voor haar aangestoken kaarsen laat mij niet ongeroerd. Wat ik zeker weet is dat vrede verder gaat dan oude herinneringen ophalen. Ik weet dat het verder reikt, maar ik mis nog iets. De kerk als beeld is niet genoeg om vrede te laten zien die in elk van ons hart leeft.
Ik speur verder. Ik neem me voor om naar de dienst van het licht te gaan in de Utrechtse Dom.