Na Rheine breekt het landschap open. Woningbouw verliest langzaam zijn betonnen grip en velden reiken tot aan de horizon. De vierkante meter werfjes maken plaats voor tuinen. Parken en perkjes worden bossen en landerijen. De Deutsche Bahn dendert naar Hannover Hauptbahnhof, waar ik ga overstappen. Op tussengelegen stations verlaten landgenoten de coupe en reizen oosterburen met mij verder.
Er zijn vandaag erg veel mensen op reis. Stations staan vol met wachtenden en hun bagage. In Minden krijg ik een buur volgens de reserveringsaanduiding op de rand van het bagagerek, terwijl ik liever alleen blijf zitten. Naast mij aan de andere kant van het pad zit een jongeman met zijn dochtertje. Zij springt en spartelt en wringt zich van zijn schoot. Voor mij luistert een jongen op zijn mobiel naar zijn muziek. Het meisje heeft ondertussen de onmetelijke vrijheid van het gangpad ontdekt, zij rent en danst er. Papa waarschuwt haar voor de deur van het compartiment, die zich steeds sissend automatisch sluit.
Aan mijn vensterkant speelt zich een film af. Ik zie fietsers door knalgele koolzaadvelden. Witte eenzame huizen met rode daken zijn stippen in groene velden. Land zo vlak als een Hollandse pannenkoek. In de verte komen heuvels aan, langzaam zich oprijzend trekken zij aan mij voorbij. De film tovert steeds weer andere kleuren, die het put uit een onmetelijke kleurdoos. Geen huis is hier hetzelfde. Elk heeft een andere kleur wit, een andere vorm dak, een andere omvang. Graslanden, koolzaadvelden, akkers in allerlei variaties, die alleen de natuur kan bedenken. Sommige weilanden zijn groengeel door de bloeiende paardenbloemen.
De meeste toeschouwers ontgaat dit omdat ze aandachtig naar de schermpjes van hun mobieltjes turen. Sommigen zie je ook voortdurend boodschappen intikken. Zij horen de roep om aandacht van het landschap niet. Papa zegt tegen zijn dochtertje, die nu languit onder een zitplaats ligt, dat ze op haar stoel moet gaan zitten. Ze luistert en laat haar autootje over het venster van de coupe rondjes rijden. Vati oogt vermoeid naast zo’n tomeloze energiecentrale. Steeds verder dringt de trein Duitsland binnen. De heuvels in de film zijn hoger geworden. Een conductrice kondigt de aankomst aan van een volgend station. Enkele mensen halen hun koffers uit het vak boven hun zitplaatsen. De kleine is begonnen met zingen. Papa kan haar met moeite op haar plaats bij het raam houden. Ze wil weer op onderzoek uit, want ze heeft ontdekt dat het gangpad ook een andere kant op loopt. Bad Oeynhausen staat voor ons stil. De beelden komen even tot rust, om korte tijd later weer traag op gang te komen. Nieuwe reizigers zijn binnengekomen die reikhalzend uitkijken naar een van de weinige nog vrije zitplaatsen, die naast mij.
Een grijze lucht houdt al vele uren de zon verborgen. Soms valt er voorzichtig wat regen uit, die de perrons laat glimmen en tegen het glas van de wagon tikt. Minden Westfalen, 2.50 uur. Brutaal nemen twee Hollandse jongens de plaatsen in van papa en kind, wanneer zij even weg zijn. Mijn waarschuwing slaan ze in de wind. Vati is echter weer snel ter plekke en de jongens druipen af. Voor mij is een koppel met kind gaan zitten. De kleine heeft niet zoveel op met reizen. Hij huilt en jengelt boven alles uit. Het meisje reageert met luid gekir. Blijkbaar is dit de beste remedie, de kleine begint wat prettiger geluidjes voort te brengen. Wind turbines aan de horizon vangen wind. Koolzaadvelden maken me blijer. De twee kinderen papegaaien elkaar na.
Het ziet nu geel zover het oog reikt. Toch laat het groene tapijt zich niet zo gemakkelijk verdringen. Onder ons door loopt een rivier en aan weerszijden ontneemt een dicht bos het zicht op iets anders. Ik kijk op het reisschema. De trein scheurt langs stations zodat ik de plaatsaanduidingen niet meer kan lezen.
Op Hannover hoofdstation baan ik me een weg door talloze reizigers. Het lijkt alsof heel Duitsland onderweg is. De walm van bratwurst komt me tegemoet terwijl ik naar Gleis 3 loop. Even maak ik nog een korte omweg naar buiten. Een foto van het stationsgebouw zal echter niemand plezier doen. Om kwart voor zit ik in de regionale trein naar mijn eindbestemming. De trein lijkt op onze sprinter, maar dan met een witter interieur. Dit mag ik nog ruim een uur bewonderen. Het kost de Duitse sprinter wel wat tijd voor het zich van de stad ontdaan heeft. In de verte herken ik een lonkend rood lampje, wat me het idee geeft dat daar een toilet moet zijn. Een belangrijk verschil met de Hollandse sprinter, waar je vaak tijden je plas moet ophouden. Het lichtje gaat uit in Sarstedt en ik besluit zo meteen mijn geluk te gaan beproeven. Even later slinger ik mij over het gangpad naar de verlossing.
Dan sprinten we Hildesheim binnen. “Wo die Hollaender hoffnungsvoll die invasion der quijotes erwarten” staat op een bord met als titel het Wilde Westen. Andere landen van de EU krijgen hier eveneens een veeg uit de pan. Gelukkig nemen de Duitsers ons niet even serieus als wij onszelf.
Ik nader midden Duitsland. De vlaktes van groen zijn vervangen door heuvels met bos. Het ene na het andere landschapsschilderij scheert aan mij voorbij. Ik begin zin te krijgen in mijn vakantie, de laatste lijntjes met Amersfoort zijn nu doorgeknipt. Lappendekens met groen, geel en lichtbruin rollen zich voor mij uit. De lucht is wat lichter, wat minder grauw. Windturbines in groepsverband torenen boven het tapijt uit, lui draaien zij hun rondjes. En ik draai mee. Een heerlijk gevoel van loomheid overvalt me. De opmars van de trein wordt straks gestopt door het Naturpark. Daar op de grens van dichte wouden en akkers hebben mensen ooit bedacht zich te vestigen, zodat ik in een familie-hotel een aantal dagen kan uitrusten van het wandelen in een gebied van een paar honderd vierkante kilometer natuur.
Rob Vellekoop, 6 mei